Woordschilder Woorden en gedachten, totaal willekeurig maar oh zo intrigerend. Home About Categorie Anekdotes Gedachten Quotes Woorden Woordgrappen Zinnen Gezin ← vorige Betekenis Zelfstandig naamwoord gezin (het ~ | meervoud gezinnen) man, vrouw en eventuele kinderen; huisgezin; familieleden in één huishouden; mensen die samen in één huis wonen “een onvolledig gezin” Synoniemen: familie, huisgezin, huishouding gezin een huishouden bestaande uit een man, een vrouw en kinderen “Ons gezin gaat één keer per jaar op vakantie.” Voorbeeldzinnen Ik heb geen gezin. We zijn haast een gezin. Ik heb een groot gezin. Je moet je gezin beschermen. Ze kookt graag voor haar gezin. Kom je uit een muzikaal gezin? Het gezin woont in een joert. Het ganse gezin lag ziek in bed. Hoe gaat het met je gezin? Ze kookt graag voor haar gezin. door Elkana | zondag 24 februari 2019 | Woorden volgende →